Belemnieten leefden zoals alle inktvissen alleen in zee, daarom vinden we hun fossielen in marine afzettingen van Jura- en Krijtouderdom. Hun oorsprong ligt vermoedelijk in het Devoon, de eerste echt duidelijke Belemnieten worden gevonden in het onder Carboon. Hun bloeiperiode beleefden zij dus in de Jura en Krijtperiode. In enorme groepen leefden zij samen met de Ammonieten en andere uitgestorven inktvisgroepen. Lange tijd heeft men dan ook gegist van welke dieren de fossielen afkomstig zouden kunnen zijn. Soms vindt men wel een complete afdruk, maar die zijn erg zeldzaam. Uit b.v. de omgeving van Holzmaden zijn tot op heden ongeveer 30 van dergelijke vondsten bekend. Aan de hand van deze afdrukken heeft men geconstateerd dat deze dieren geen zuignappen op hun vangarmen hadden, maar kleine haakjes. Ook het bezit van een inktzak is daarbij aangetoond. Hun manier van leven heeft niet veel afgeweken van de tegenwoordige pijlinktvissen. Ze zullen zich gezien hun vangarmen gevoed hebben met vissen en andere dieren, het waren echte carnivoren. Zelf stonden zij ook weer op de menulijst van grotere zeebewoners zoals de Ichtyosauriers. Om zich te kunnen voortbewegen maakten zij gebruik van een soort straalpijp waardoor zij water naar buiten persten. De zwemdiepte regelden zij in een deel van hun "schelp" het zogenaamde fragmacoon. Deze bestaat uit een gekamerd gedeelte dat in bouw erg overeenkomt met een niet gebogen Nautilus-schaal. De septa (kamers) liggen echter veel dichter bij elkaar dan bij de Nautilus. Aan het einde van het krijt stierven de Belemnieten evenals de Ammonieten en vele andere dieren uit vermoedelijk t.g.v. een wereldwijde natuurramp.
De Belemniet die we vinden is eigenlijk maar een fractie van het complete dier: het gaat bij deze vondsten om het inwendig skelet van deze dieren, het zogenaamde rostrum. Vroeger werden ze vaak "donderkeilen" genoemd omdat men er van uit ging dat het ontstaan het gevolg was van een blikseminslag veroorzaakt door Germaanse goden. De rostra komen op sommige plaatsen in extreem hoge aantallen voor. In de lagen die in het Maastrichtien zijn gevormd, komen in Zuid Limburg lagen voor die bekend staan als het "belemnietenkerkhof". In bijvoorbeeld het Bovenste Bos bij Epen komt op bepaalde plaatsen een opeenhoping van Belemnieten voor die varieert van 20cm tot wel 3 meter!
In het Zuid-Zweedse Ivösjön, een meer in het gebied rond Kristianstad, ligt een eilandje genaamd Ivö, waarvan de noordelijke punt bedekt is met afzettingen uit het Maastrichtien. Ook hierin werden enorme hoeveelheden Belemnieten gevonden. Inmiddels (2002) is de reden voor afgraving, kaolien of porseleinaarde, totaal uitgeput en is deze vindplaats volledig afgegraven en zijn er alleen nog maar kleine stukjes Belemniet te vinden.
In Limburg ligt dat anders. In het Gulpdal vond ik zelfs Belemnieten in molshopen in een weiland. Op een ander plaats daar in de buurt, in de berm van een holleweg, vond ik een Dassenburcht die gedeeltelijk uitgegraven was in het belemnietenkerkhof. Een aantal jaren heb ik daar met groot gemak Belemniet kunnen verzamelen met dank aan de dassen. De dassen zijn echter verhuisd dus dat houdt ook op. Andere vindplaatsen zijn b.v. de omgeving van Wissant (kanaalkust Noord Frankrijk), Whitby (Yorkshire coast), Lyme Regis (Jurassic Coast) en Möns Klint in Denemarken.
Gebruikte Literatuur
- Gea maart 1986 "Belemnieten", Dr. J. van Diggelen
- Geheimschrift der Aarde, Prof. I. M. van der Vlerk en dr. Ph. H. Kuenen
- Upper Cretaceous belemnites from the Kristianstad area in Scania, Walter Kegel Christensen
- Foto's: Henk Vink