De Orthoceras kunnen we zien als een voorouder van de nu nog levende Nautilus. Zij behoren tot de stam der Mollusca (weekdieren) en de klasse der Chephalopoda (koppotigen) of gewoon de inktvissen. Al eerder beschreven we in deze rubriek de Nautilus en de Ammonieten. De overeenkomst is dat zij in zee leefden, de voorste kamer van hun schelp bewoonden, hun prooi met hun tentakels vingen en zich voortbewogen door een soort straal aandrijving. Het grootste verschil is het aanzien. Zowel de Nautilus als de Ammoniet waren opgerold terwijl de Orthoceras een rechte schelp had. Er zijn vondsten bekend waarbij de schelpen wel tot 3 meter lang waren.
De samenstelling van de schelp is gelijk aan die van de eerder genoemde twee, deze bestaat uit een groot aantal compartimenten of kamers, alleen liggen de kamers bij de Orthoceras recht achter elkaar. De kamers zijn met elkaar verbonden via een door het midden lopende buis, de zogenaamde sipho. Via deze sipho konden (en kunnen) zij de hoogte waarop zij in het water liggen regelen, door gas in of uit de kamers te persen. Bij de Ammonidae is deze sipho aan de buiten kant gelegen. Kenmerkend voor de Nautilidae ligt deze in het midden. Bij de Orthoceras over het algemeen ook, maar er zijn soorten waar de buis aan de ventrale zijde ligt. Dit is onder andere het geval bij de Endoceras welke algemeen voorkomt in de steenlagen van de Kinnekulle (uitspraak: Sjinnekuule). Dit is een berg die gelegen is in het zuiden van Zweden en voor fossielenverzamelaars indertijd een waar paradijs was. Helaas is de aldaar aanwezige groeve, evenals de gehele berg tot een beschermd natuurgebied verklaard, met gevolg dat het verzamelen taboe is.
Het gesteente uit deze groeve werd gebruik voor vele doeleinden. Onder andere werden er plavuizen van gezaagd. Deze werden wijdverbreid gebruikt tot ver in Europa en staan bekend als Öland-Stone. Ook in Nederland komen we ze soms nog tegen. Onder andere in de vloer van het oude postkantoor aan de Coolsingel in Rotterdam en ook waren (zijn?) ze te bewonderen bij de loketten van station Amsterdam-Amstel en in diverse kerken en andere monumentale gebouwen.
We kennen de Orthoceras niet alleen uit tegels: op veel beurzen en braderieën komen we ze prachtig gepolijst tegen als kunst- en sierstukken zoals de asbak hiernaast. Deze is afkomstig uit Marokko en van Devonische ouderdom.
De berg Kinnekulle is een lage berg (310 meter) in Västergötland Zweden, hij is echter wel zo hoog dat hij al van verre waarneembaar is. Geologisch gezien is het een zeer interessante en unieke plaats. De berg heeft zijn basis op Precambrisch gesteente en is verder ononderbroken opgebouwd uit sedimenten uit het Onder-Cambrium, Ordovicium en Onder-Siluur. De top is bedekt met intrusieve diabaas, waardoor de erosie van de berg niet groot is. Naast het geologische gebeuren is de berg een heerlijk rustig natuurgebied met veel wandelmogelijkheden en een prachtige flora en fauna. Kortom een gebied om een vakantie door te brengen.
Literatuur
- De Geologische stad: Jan Verhofstad en Jan van den Koppel, NGV 2006
- Fossielen uit noordelijke Zwerfstenen: Schuif en Boelens, Rotterdam 1948
- Leven in de oertijd: Z.V. Spinar, D. Hillenius, Z. Burian, Haarlem 1978
- Auf fotosafari durch das Ordovicium von Öland: Herbert Menzel, Fossilien Heft 3/2015
- De Berg Kinnkulle: G. Zuidema, Gea 1975/4
- Weerzien van de Kinnekulle: G. Zuidema, Gea 2008/4
- Foto’s en collectie: Henk Vink