De keuze voor deze maand is zoogdierresten die gevonden zijn op het Noordzeestrand, ruwweg tussen De Langevelderslag (Noordwijkerhout) en Bloemendaal aan zee. Het gaat dus om vondsten die op niet opgespoten of aangelegde stranden zijn gevonden. Het is materiaal dat is aangespoeld vanuit zee. De Noordzeebodem is, zoals bekend, een vindplaats van enorme hoeveelheden zoogdierresten.
Af en toe raken ze uit de bodem los. Dat kan zijn door de beweging van het water of door sleepnetten van vissersschepen. Bekende grote concentraties van dit botmateriaal zijn de grote banken zoals de Witte bank en vooral de Bruine Bank. Deze laatste ligt voor het grootste deel op het Nederlandse Continentale Plat, zo ongeveer halverwege Lowesoft en IJmuiden.
In de netten van veel platvisvissers komen met grote regelmaat fossiele beenderen van zoogdieren boven water. Soms gaat het ook om sub fossiele zoogdierresten. Sub fossielen zijn wel zeer oud maar misschien toch niet oud genoeg om als fossiel aangemerkt te worden. De grens van het al dan niet fossiel zijn, ligt rond de 10.000 jaar.
In de netten van veel platvisvissers komen met grote regelmaat fossiele beenderen van zoogdieren boven water. Soms gaat het ook om sub fossiele zoogdierresten. Sub fossielen zijn wel zeer oud maar misschien toch niet oud genoeg om als fossiel aangemerkt te worden. De grens van het al dan niet fossiel zijn, ligt rond de 10.000 jaar.
De botten die van de Bruine Bank komen liggen niet “OP” de bank maar in diepe geulen rond de bank. Dat men juist daar zulke enorme hoeveelheid fossielen gevonden heeft, is te verklaren uit het feit dat de Bruine Bank een erosie rest is; de fossielen zijn weg geërodeerd uit de omgeving en als residu achtergebleven in de geulen.
De fossielen zijn van uiteenlopende ouderdom. Er worden botten opgevist van o.a. de zuidelijke olifant die hier in het Praetiglien of Tiglien leefde, dus aan het begin van Het Pleistoceen. De periode die ook wel de “IJstijd” wordt genoemd en ruim 1 miljoen jaar geleden begon en duurde tot 12 á 10 duizend jaar geleden. Daarnaast worden ook botten gevonden van dieren die in het Weichselien ( de laatste koude periode)leefden en botten van grotere zeezoogdieren die, toen de Noordzee zich vulde, weer leefruimte kregen.
In de tijd dat de Noordzee droog was, leefden er uiteraard veel dieren en zelfs mensen hadden zich er gevestigd. Vooral de Mammoet heeft er in enorme aantallen rondgelopen. Nederland is dan ook na Siberië de belangrijkste vindplaats als het gaat om fossielen van dit dier. De vondsten op het strand zijn vooral toevalstreffers en waar ze precies vandaan komen is niet duidelijk, vermoedelijk niet zo heel ver uit de kust. Soms gaat het om botscherven, wervels, een hoornpit of een losse tand. Meestal zijn dat dan paardenkiezen.
In de tijd dat de Noordzee droog was, leefden er uiteraard veel dieren en zelfs mensen hadden zich er gevestigd. Vooral de Mammoet heeft er in enorme aantallen rondgelopen. Nederland is dan ook na Siberië de belangrijkste vindplaats als het gaat om fossielen van dit dier. De vondsten op het strand zijn vooral toevalstreffers en waar ze precies vandaan komen is niet duidelijk, vermoedelijk niet zo heel ver uit de kust. Soms gaat het om botscherven, wervels, een hoornpit of een losse tand. Meestal zijn dat dan paardenkiezen.
De eerste vondst deed ikzelf in het najaar van 1975 op het strand van Zandvoort. Het ging daarbij om een geweiachtig stuk bot dat door Drs. G. Kortenbout van der Sluys, van het toenmalige Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie in Leiden, werd gedetermineerd als zijnde een tak van het gewei van een eland. De zogenaamde Alces alces die al in het Pleistoceen in onze omgeving voorkwamen en nu voornamelijk in noordelijke gebieden leven.
Andere vondsten zijn een aantal hoornpitten van het rund, Bos primigenius. Dit was een rund dat vanaf het midden van het Pleistoceen Europa bevolkte met uitzondering van het hoge noorden. Men noemt ze ook wel oeros. De dieren waren afkomstig uit India. Vermoedelijk verbleven ze vooral in wat vochtiger gebied en dat was het Noordzeebekken natuurlijk bij uitstek. Ons huidige gedomesticeerde rund stamt van deze oeros af. In de periode 1200 tot 1400 na Chr. verdwenen deze runderen vermoedelijk door bejaging.
De eerste hoornpit uit mijn collectie vond ik even ten zuiden van de Zandvoortse boulevard in het voorjaar van 1978. Ook deze werd door Drs. Kortenbout van der Sluys gedetermineerd als zijnde afkomstig van een Bos primigenius.Bij fossiel materiaal uit deze periode en van deze vindplaats dient zich al snel het probleem aan of we hier daadwerkelijk met fossielen te maken hebben of met Sub fossielen of zelfs vrij recent materiaal. Zijn de botten van dieren die meer dan 10.000 jaar geleden leefden, of is het afkomstig van afval?
De kleur en het gewicht kunnen dan helpen bij het bepalen of het om fossielen gaat of niet. Als de botten wit zijn kunnen we aannemen dat het niet fossiel is. Donker gekleurde botten en een relatief zwaar gewicht zijn dan meer een goede indicatie.
Het is leuk om dit materiaal te vinden en te onderzoeken.
Geraadpleegde literatuur
- Drs. G. Kortenbout van der Sluys; Grondboor en Hamer, feb. 1983 nr. 1
- Wikipedia vrije encyclopedie.
Fossielen: collectie Henk Vink