Rutiel, anataas en brookiet zijn polymorfe mineralen, d.w.z. ze hebben alle drie dezelfde chemische formule maar een verschillende kristal structuur.
Rutiel komt het meeste voor en is het hardste van de drie n.l. 6-6,5. Kristallen zijn meestal klein maar kunnen tot wel 12 centimeter groot worden.
Anataas is wat minder vaak voorkomend dan rutiel en vormt kristallen tot ongeveer 5 cm grootte. De hardheid bedraagt 5,5 tot 6,0. (Anataas was Mineraal van de maand in maart 2014.)
Brookiet is de derde in dit rijtje en veel minder voorkomend dan anataas. De hardheid is hetzelfde als bij anataas.
UITERLIJK
Rutiel komt het meeste voor als langgerekte staafvormige kristallen, vaak zijn de kristallen verticaal gestreept. Ook gedrongen dikke, prismatische kristallen komen voor. Sterk afgeronde kristallen of vervormde kristallen zijn algemeen voorkomend. Soms wordt rutiel als massief materiaal gevonden, voor de winning als grondstof zijn de zware metaal zanden van belang. In de zanden is de rutiel als korrels aanwezig.
De kleur van rutiel varieert; rood tot roodbruin, ook geelbruin, geel, soms grijszwart tot zwart. Minder bekende kleuren zijn blauwachtig, violet. Heel zelden komen gras-groene kristallen voor. Bij de zwarte kristallen zijn soms interne rode reflecties te zien. Zie afbeelding 1.
Rutiel zit vaak als insluitsel in kwarts kristallen. Deze “rutiel kwartsen” zien er vaak zeer spectaculair uit en zijn gewilde verzamelobjecten.
VERDERE EIGENSCHAPPEN
Glans: | metaalglans tot half metaalglans |
Dichtheid: | 4,2 tot 5,6 |
Splijting: | duidelijke |
Breuk: | enigszins schelpvormig (subconchoïdaal)tot oneffen |
Streepkleur: | lichtbruin, geelbruin, grijs, groenachtig zwart (vooral als er grote bijmenging van niobium (Nb) en/of tantalium (Ta) aanwezig is). |
KRISTALSYSTEEM
Rutiel hoort tot het tetragonale kristalstelsel. Meestal treedt het op in langgerekte prisma’s. Het prisma wordt afgesloten met een piramide. Vaak zijn meerdere soorten prisma’s in een kristal aanwezig. Door deze gelijktijdige, wisselende groei van verschillende vlakken ontstaat dan een streping in de lengterichting van het kristal. Parallel gegroeide kristallen kunnen ook streping veroorzaken. Het rutiel kristal van afbeelding 1 vertoont zo te zien, beide streping soorten.
Rutiel vormt enorm veel verschillende kristallisatie vormen. In de “Atlas der Krystallformen” van Victor Goldschmidt uit 1922 worden 103 rutiel kristal tekeningen afgebeeld.
Voor de rastervormige vergroeiing bestaat zelfs een aparte naam “sageniet”. Het gaat hierbij om dunne kristallen die volgens de tweelingsvormen, zoals eerder beschreven, uitkristalliseren. Vaak treft men deze rasters aan op een vlak stuk matrix gesteente of een vlakke spleet in het gesteente.
Rutiel komt in zeer veel verschillende soorten gesteenten voor, gesteenten die vaak onder hoge temperatuur zijn ontstaan. Stolligsgesteente, graniet-pegmatiet. Ook in hydrothermaal verweerd gesteente; in gneisen en schist.
De naam rutiel komt uit het Latijnse rutilus, dat rood betekent.
Rutiel is een belangrijke grondstof voor het metaal titaan. Titanium wordt o.a. gebruikt in de ruimtevaart industrie, maar ook in de medische wereld is het een belangrijk metaal. Het wordt dan gebruikt voor botpennen en ander soorten van implantaten (tandarts) omdat titaan niet reageert in het menselijke lichaam. Daarnaast wordt de grondstof ook nog verwerkt in de verf en keramische industrie.
GEBRUIKTE BRONNEN
- Tijdschrift Gea, dec. 2007, blz. 117 t/m 123
- Tijdschrift Gea, MINERALEN special, september 2000.
- Minerals and their Localities, door J.H. Bernard en J. Hyršl; uitg.Granit
- Handbook of Mineralogy, volume III, door Anthony, Bideaux, Bladh, Nichols uitg: Mineral Data Publishing, Tucson
- Mineralen Herkennen, door Paul Tambuyser, 2003
- website Mindat.org