Smithsoniet is een zink houdend carbonaat mineraal, met als formule: ZnCO3. Het mineraal behoort tot de klasse van de carbonaten en nitraten. Dit is de 5e klasse van de indeling volgens Strunz. De carbonaten zijn mineralen die allemaal een carbonaatgroep CO3 in hun chemische samenstelling hebben. Bij de nitraten gaat het om NO3. Het mineraal heeft een hardheid van 4 tot 4,5. De dichtheid is 4,2. Smithsoniet heeft een goede splijting.
Smithsoniet is verder ingedeeld in de calciet groep. Andere leden van deze groep zijn:
calciet | CaCO3 | magnesiet | MgCO3 |
sideriet | FeCO3 | rhodochrosiet | MnCO3 |
sphaerocobaltiet | CoCO3 | gaspéiet | NiCO3 |
smithsoniet | ZnCO3 | otaviet | CdCO3 |
Deze acht mineralen horen allen tot het zelfde kristal systeem, n.l. het trigonale stelsel. Carbonaten kunnen gemakkelijk met de zoutzuurproef (een druppeltje verdund zoutzuur) herkend worden: ze lossen op en bruisen meer of minder onder ontwikkeling van koolzuurgas: CO2. Smithsoniet is een algemeen voorkomend mineraal dat ontstaan is als oxidatie product van sfaleriet (Zn,Fe)S. Indien het mineraal in voldoende hoeveelheid geconcentreerd aanwezig is, kan het gemijnd worden als zinkerts.
Al in de Griekse tijd was het mineraal als zink erts bekend. De naam Galmei komt uit het Grieks, in het Latijn cadmea of cadmia. Dit was een algemene naam voor zinkhoudend erts. In de Middeleeuwen werd in het Duits de naam Galmei of Kalmis of Kelmis gebruikt. In Frankrijk en Engeland gebruikte men de naam calamine. Onder Galmei / calamine werden twee verschillende zink ertsen verstaan. De ene werd als Koolzuur Zink benoemd en de andere als Kiezelzinkerts. Beide mineralen kwamen vaak in dezelfde vindplaatsen voor en zagen er vaak ook hetzelfde uit. Verwarring alom dus. Het heeft tot 1802 geduurd alvorens een poging ondernomen werd de twee mineralen daadwerkelijk te onderscheiden. De Engelsman James Smithson noemde het vaker voorkomende zink carbonaat: calamine. Het silicaat houdende materiaal noemde hij "silicious calamine". Helaas ontstond grote verwarring toen Franse mineralogen het silicium houdende materiaal "calamine"noemden. De Franse mineraloog, Beudant, gaf in 1832 het carbonaat houdende materiaal de naam "smithsoniet". De naamsverwarring is tot in de vorige eeuw gebleven. Gelukkig worden tegenwoordig de oude namen galmei en calamine niet meer gebruikt. Het silicium houdende mineraal gaat sinds 1852 door het leven onder de naam "hemimorfiet".
Uiterlijk
Smithsoniet komt meestal als botryoidale massa’s voor, soms als stalactieten. Vaak zijn het compacte aggregaten die als dikke of dunnen korsten aanwezig zijn. Het mineraal kan ook fijn korrelig of vezelig van uiterlijk zijn en in lagen opgebouwd, maar ook kristallen komen voor. Smithsoniet is van zichzelf een kleurloos mineraal. Bijmenging van metalen kleuren het mineraal. Koper (Cu) maakt smithsoniet groen, appelgroen en blauwgroen. De hoeveelheid van de koper bijmenging bepaald de kleur.Cadmium (Cd) houdende smithsoniet kan geel gekleurd zijn. De donker gele specimen krijgen soms de aanduiding "Turkey Fat" = kalkoen vet (zie afb. 3), omdat de kleur doet denken aan het vet van een kalkoen. De roze kleur bij smithsoniet kan door cobalt (Co) bijmenging zijn ontstaan (zie afb. 6), maar de roze kleur kan ook door bijmenging van mangaan (Mn) worden veroorzaakt. De diepe roze kleur bij het specimen van afbeelding 2 is niet door cobalt gekleurd. Waarschijnlijk spelen hier de verwering van koper (Cu) en cadmium (Cd) dat de plaats van koper inneemt een rol. Bijmenging van ijzer (Fe) en mangaan (Mn) spelen in sommige specimen een rol. Veel is nog niet bekend over de kleuring van smithsoniet. Verder komen witte, grijze, licht blauwe kleuren voor. De roze en blauwe kleuren zijn door verzamelaars zeer gezocht. Het mineraal is doorschijnend soms doorzichtig en heeft een glas achtige glans.
Kristalvorm
Kristallen van smithsoniet bestaan meestal uit rhomboëdrische kristallen. Veel minder vaak is de vorm scalenoëdrisch. Zie Crystal Shapes Facebook voor een voorbeeld van rhomboëdrische en skalenoëdrische kristallen. Zeer zelden komen prismatisch gevormde kristallen voor. De vlakken van de rhomboëders hebben meestal een ruw oppervlak en zijn vaak gebogen.Hieronder staan twee kristalvormen in 3D, met welwillende toestemming van SMORF geplaatst.
Vindplaatsen
Aangezien smithsoniet een veel voorkomend mineraal is, zijn er enorm veel vindplaatsen. Behalve de bij de foto’s genoemde vindplaatsen zijn er nog een aantal vindplaatsen die zeer goede specimen hebben voortgebracht: Kelly mijn, Magdalena, Socorro county, New Mexico, USA; Bleiberg, Karinthië, Oostenrijk; Lavrion, Griekenland; Berg Aukas, Namibië; Het Broken Hill mijngebied in Nieuw Zuid Wales, Australië. Op Mindat worden 2267 vindplaatsen opgesomd.Alle specimen en foto’s: Herman van Dennebroek
Gebruikte bronnen
- Minerals and their Localities, door J.H. Bernard en J. Hyršl; uitg.Granit
- Handbook of Mineralogy, volume V, door Anthony,Bideaux e.a.;uitg: Mineral Data Publishing
- Die Namen der Steine, door Hans Lüscher, uitg. Ott Verlag
- Kristalmorfologie, een inleiding in de geometrische kristallografie, door Paul Tambuyser, uitg. Paul Tambuyser
- Tijschrift Lapis, Jaargang 9, juli/augustus 1984
- THE COLORS OF SMITHSONITE: A MICROCHEMICAL INVESTIGATION, DOOR Patricia L. Frisch, Virgil W. Lueth and Paul F. Hlava. Een samenvatting van het New Mexico Mineral Symposium, November 9-10, 2002