In zanden uit IJsland of Lanzarote (Canarische eilanden) zitten soms naaldvormige partikels. Het blijkt om vulkanisch glas te gaan.
Vulkanisch glas komt alleen voor in gebieden waar extrusief, dwz zich aan het aardoppervlak afspelend, vulkanisme is geweest. Deze extrusieve- of vulkanische gesteenten koelen snel af en zijn daardoor in het algemeen fijnkorrelig. Basalt is een zeer donker -groen tot zwart- fijnkorrelig gesteente, dat op vele vulkanische eilanden als IJsland, de Canarische eilanden en Hawai voorkomt.
De bovenlaag van de oceaanbodem bestaat ook uit basalt. De grofkorrelige variant heet gabbro. Basalt en gabbro bestaan voornamelijk uit ortho- en clinopyroxenen en calciumrijke plagioklaas.
In uitvloeiingsgesteenten of in vulkanoclastische sedimenten wordt een type glas gevormd, dat vulkanisch glas heet. Bij een vulkaanuitbarsting ontstond glas doordat de lava dusdanig snel afkoelde dat er geen tijd was om kristallen te laten groeien. Vulkanisch glas ontstaat alleen bij snelle afkoeling van de lava met een watergehalte van maximaal 3-4%. Zeer vloeibare magma kristalliseert sneller, dan visceuze magma en zure visceuze magma kristalliseert langzamer dan basische magma en is daardoor meestal glasachtig. Dit alles verklaart waarom de uitvloeiingsgesteeenten Daciet en Rhyoliet bedekt worden met een dikke laag zwart obsidiaanglas. Ook alle tefra (het materiaal dat bij een vulkaanuitbarsting uit de lucht naar beneden valt) is glasachtig.
Indien het gehalte aan vluchtige bestanddelen (water, kooldioxide) hoger is ontstaat puimsteen, doordat niet alle vrijkomende gassen op tijd kunnen wegkomen. De achtergebleven gassen werken als blaasmiddel en het gesteente is dan ook zeer poreus en licht. Basalt kan door de snelle afkoeling ook blaasjes (vesikels) bevatten, als resultaat van niet ontsnapt gas tijdens het stollen en heet dan vesiculaire basalt.
Meestal bestaat het glas uit kwarts met mineralen als magnesium en ijzer. De bekendste variant is obsidiaan, dat doorgaans zwart van kleur is maar ook andere kleuren als grijs, groen, bruin en rood kan hebben. Het lage waterpercentage maakt deze variant helder en glanzend. Bij een iets hoger waterpercentage wordt de obsidiaan dof. Het heeft een schelpvormige breuk en werd door zijn hardheid in combinatie met de scherpe breuken in de oudheid als werktuig gebruikt.
In zand zijn ook nog steeds delen terug te vinden. Het kan gaan om versplinterd vulkanisch glas of naalden in allerlei vormen, bolletjes en haarfijne vezels zoals Pele’s haar van Hawaï genoemd naar de godin der vulkanen.
Referenties
1. Wikipedia
2. The 22nd edition of the manual of Mineral Science (after James D. Dana). C. Klein. John Wiley & sons, Inc.
3. Living Earth, outline of the geology of Iceland. A.T. Gudmundsson. Mal og Menning, 2010.
Alle foto’s: Nynke Posthuma